Goethe en Schiller zijn nauw verweven met Thüringen en zeker met Weimar en Erfurt. Als dichters hebben zij elkaar daar vaak getroffen.
Voordat ik in aansluiting op mijn vorige logje, een logje over Weimar en Erfurt ga maken wil ik eerst een gedicht van Goethe hier plaatsen met de titel "Gefunden".
Ik heb er zelf een vrije vertaling van gemaakt.
Op internet vond ik ook een filmpje van iemand, die het voordroeg.
Voordat ik in aansluiting op mijn vorige logje, een logje over Weimar en Erfurt ga maken wil ik eerst een gedicht van Goethe hier plaatsen met de titel "Gefunden".
Ik heb er zelf een vrije vertaling van gemaakt.
Op internet vond ik ook een filmpje van iemand, die het voordroeg.
Gefunden Gevonden
Ich ging im Walde Ik wandelde het bos in
So für mich hin, zomaar spontaan
Und nichts zu suchen, niet om er iets te zoeken
Das war mein Sinn dat was ik niet van plan.
Im Schatten sah ich In de schaduw zag ik
Ein Blümchen stehn, een bloempje staan
Wie Sterne leuchtend, glinsterend als een ster
Wie Äuglein schön. gelijk een oogje zo mooi
Ich wollt' es brechen, ik wilde het plukken
Da sagt' es fein: daar zei het zacht:
Soll ich zum Welken moet ik om te verwelken
Gebrochen sein? afgebroken zijn?
Ich grub' s mit allen Ik groef het uit
Den Würzlein aus, met wortel en al
Zum Garten trug ich’s en droeg het naar de tuin
Am hübschen Haus van het mooie huis
So für mich hin, zomaar spontaan
Und nichts zu suchen, niet om er iets te zoeken
Das war mein Sinn dat was ik niet van plan.
Im Schatten sah ich In de schaduw zag ik
Ein Blümchen stehn, een bloempje staan
Wie Sterne leuchtend, glinsterend als een ster
Wie Äuglein schön. gelijk een oogje zo mooi
Ich wollt' es brechen, ik wilde het plukken
Da sagt' es fein: daar zei het zacht:
Soll ich zum Welken moet ik om te verwelken
Gebrochen sein? afgebroken zijn?
Ich grub' s mit allen Ik groef het uit
Den Würzlein aus, met wortel en al
Zum Garten trug ich’s en droeg het naar de tuin
Am hübschen Haus van het mooie huis
Und pflanzt' es wieder plantte het weer
Am stillen Ort; op een rustig plekje
Nun zweigt es immer nu zwijgt het immer
Und blüht so fort. en bloeit zo verder
von Johann Wolfgang von Goethe
jeer